5 FEBRUARI 1926.
11
Wij hopen, dat U de zoo zeer noodige kracht en gezond
heid worde geschonken, opdat Gij U ook dit jaar met de
zelfde opgewektheid en met denzelfden ijver zult kunnen
wijden aan de behartiging van de belangen onzer gemeente.
De Raad stemt volkomen in met de door U gesproken
woorden van deernis met de slachtoffers van den storm
ramp en den watersnood en met den lof door U gebracht
aan de Bredasche bevolking voor de in deze door haar
betoonde offervaardigheid.
U hebt in Uwe rede er aan herinnerd, dat het vandaag
juist een jaar geleden is, dat onze Gemeenteraad zich
krachtig verklaard heeft voor aanvaarding van het wets
ontwerp tot grenswijzigingU betreurt het echter, dat
moeilijkheden en misstanden, welke toen in den breede zijn
besproken, sindsdien nog zijn toegenomen en verslechterd.
En daarom stel ik de vraagZou het geen aanbeveling
verdienen om de Hooge Regeering op de toeneming en de
verslechtering van die moeilijkheden en misstanden te
wijzen
Moge het jaar 1926 voor de gemeente Breda in het alge
meen en voor de ingezetenen in het bijzonder in velerlei
opzichten een gelukkig jaar zijn.
Daarop zegt de VOORZITTER, dat de notulen van het
verhandelde in de vergadering van 1 December 1925, over
eenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement van
orde voor den Gemeenteraad ter inzage voor de leden
hebben gelegen en hun bovendien in afschrift zijn toege
zonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing
daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het
midden heeft te brengen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN merkt op, dat het
door hem gesprokene, vermeld op blz. 876, niet juist is