126 23 APRIL 1926. „afwijkend karakter te vertoonen van wat in het algemeen „geldende spraakgebruik „tentoonstelling" heet, ware de „verordening te wijzigen in dien zin, dat ten opzichte van „de belastbaarheid van tentoonstellingen een voorbehoud „worde gemaakt, zooals de verordeningen van 's-Gravenhage „en Dordrecht dat kennen. „Reeds om het feit, dat de verordeningen van twee be langrijke gemeenten een dergelijke uitzondering kennen, „behoeft niet de vrees te bestaan, dat aan een eventueel „wijzigingsvoorstel de gedachte zal worden vastgekoppeld, „dat dit alleen en uitsluitend voor een bepaald geval in het „leven wordt geroepen. „Naar aanleiding van het vorenstaande stellen wij U „voor in artikel 1 van de hetfingsverordening op openbare „vermakelijkheden (Gemeenteblad No. 399) de navolgende „wijziging aan te brengen „Aan het bepaalde onder letter c, luidende wedstrijden, „tentoonstellingen, enz. worden de volgende woorden toe gevoegd „en wat tentoonstellingen aangaat dezulke welke niet gewins- „halve worden gehouden en waarbij de te heffen entree gelden niet tevens toegang geven tot eenige aan belasting „onderworpen vermakelijkheid". De heer COHEN kan zich wel met dit voorstel vereenigen, maar hij acht een algeheele herziening van de verordening in kwestie toch noodzakelijk. In andere gemeenten luidt het artikel, betreffende de vrijstellingen anders dan hierzoo wordt in Dordrecht van voordrachten met een godsdienstig, wetenschappelijk, sociaal of politiek karakter geen belasting geheven. De VOORZITTER zegt, dat ook in art. 1 van onze heffingsverordening dergelijke voordrachten worden uitge zonderd. In Dordrecht is men echter wat royaler, doordat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 126