130 23 APRIL 1926. 24. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om van de voor de stichting van een slachthuis op de begrooting uitgetrokken som een bedrag van f 5000,te bestemmen voor het inwinnen van adviezen en daarmede verband houdende kosten van voorbereiding. De heer ZIJLMANS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Het plan voor het te bouwen slachthuis is in de afdee- lingen behandeld en er is een centraal-rapport daarvan opgemaakt, dat nog niet ter kennis van de raadsleden is gebracht, wat wel mag plaats hebben, omdat er veel en ernstig werk is verricht. Behalve de rapporteurs weet dus geen lid eener afdeeling. wat in de andere afdeelingen is te berde gebracht. Nu spreekt II van verschil van inzichten, waarvan het centraal-rapport getuigt, om daarmee de wenschelijkheid van de voorlichting van een speciaal deskundige en een nieuwe uitgave te motiveeren, maar hoe kan de Raad die wenschelijkheid zonder kennisname van het rapport beoor- deelen Als het rapport de directeuren heeft overtuigd of dat wij door hen worden overtuigd, dan zouden we ten dezen aanzien geen speciaal deskundige noodig hebben. Ik stel dan ook voor om naar goed gebruik eerst het rapport ter kennis van de leden van den Raad te brengen, zoo mogelijk vergezeld van de meeningen der betrokken directeuren, en daarna het voorstel van Burgemeester en Wethouders opnieuw aanhangig te maken. De VOORZITTER zegt, dat die zaak onder de oogen is gezien. Het Centraal Rapport behoeft beantwoording en zal zooals in dergelijke gevallen meer gebruikelijk is tegelijk met dat antwoord aan den Raad worden overgelegd. De Raad weet echter reeds voldoende van dat rapport af,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 130