136 23 APRIL 1926. in de hoop verkeeren, dat er dan vooreerst niets van een herziening komt. Zij moeten echter niet denken, dat het in de bedoeling ligt een verlaging over de geheele linie tot stand te brengen. Er hebben zich in den loop van de jaren herhaaldelijk gevallen voorgedaan, welke een algeheele herziening van de salaris- en loonregelingen zeer wensche- lijk maken. Die herziening bedoelt ook mogelijke hergroe peering, inlassching van categorieën, wellicht verhooging hier en verlaging elders. Nu voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot tweemaal toe door den Raad zijn ver worpen, hebben zij gemeend, ook om den heer Zijlmans tegemoet te komen, te moeten voorstellen, den Raad zelf de zaak te laten onderzoeken. Tot zijn verwondering komt thans de heer Zijlmans met dezen verrassenden kinder moord. Toch kan de Raad zich z. i. niet aan een plicht onttrekken, waar dit college zelf in een motie op behande ling van het vraagstuk aandringt. Van Burgemeester en Wethouders kan men niet verwachten, dat zij dit werk zullen doen, als de Raad er niet aan wil, daarmede te kennen gevend voor de zaak zelve weinig of niets te ge voelen. De heer ZIJLMANS merkt op, dat in zijn motie, welke met algemeene stemmen is aangenomen, staat „noodigt Burgemeester en Wethouders uit, ten spoedigste desbetref fende gegevens over te leggen en hunne zienswijze kenbaar te maken". Het is dan ook de taak van Burgemeester en Wethouders en niet van den Raad om dergelijke gegevens te verzamelen. Hoewel het hem spijt, kan Spr. niet aan het totstandkomen van een commissie, als door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, medewerken Hij wil eerst eens zien, hoe het College over deze zaak denkthet initiatief moet in deze van Burgemeester en Wethouders uitgaan. In de motie stond dit ook uitdrukkelijk vermeld. De VOORZITTER Het initiatief gaat in deze van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 136