138
23 APRIL 1926.
als Burgemeester en Wethouders de herziening ter hand
zouden nemen dan wanneer een commissie uit den Raad
zulks doet. Immers, deze commissie kan voeling houden met
de verschillende stroomingen in den Raad. Bij een vorige
gelegenheid is ook deze weg gevolgd.
De heer SCHRAUWEN maakt, naar aanleiding van de
woorden van den Voorzitter, dat de in te stellen commissie
als het ware een afspiegeling van den Raad zal zijn,
de opmerking, dat de heeren Haaiman en Zijlmans
toch moeilijk als elkanders vertegenwoordiger kunnen wor
den beschouwd.
De heer KOOPERBERG vraagt, wanneer er geen com
missie wordt ingesteld, of Burgemeester en Wethouders dan
met voorstellen zullen komen.
De VOORZITTER antwoordt, dat, wanneer dit voorstel
niet mocht worden aangenomen, Burgemeester en Wethou
ders niet met voorstellen tot herziening zullen komen.
De heer ZIJLMANS zal tegen dit voorstel stemmen,
omdat hij het beter vindt, dat Burgemeester en Wethouders
in deze met voorstellen komen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt daarop in stemming gebracht en aange
nomen met 10 tegen 8 stemmen.
Voor de heeren Pelster, Hornix, Korteweg,
Kooperberg, Moll, Van G r o e n e n d a e 1, E 1 i c h,
Van Werkhooven, Appelboom en Speyart
van Woerden.
Tegen: de heeren Schrauwen, Bogmans, Mey-
vis, Kroon e, Zijlmans, Cerutti, Schlaghecke
en Cohen.