23 APRIL 1926 143 De VOORZITTER zegt, dat op dit verzoek niet in den zin, als door de heeren Kooperberg en Zijlmans wordt bedoeld, kan worden beschikt. Er is destijds gebouwd met ontheffing van art. 14 der Bouwverordening, onder voorwaarde, dat die plek zou openblijven. Aan die voor waarde is niet voldaan, dus is de vergunning komen te vervallen. Nu kan wel worden nagegaan, of een nieuwe aanvraag om vergunning kan worden ingewilligd, maar dit is thans niet aan de orde. De heer ZIJLMANS verzoekt inmiddels geen ingrijpende maatregelen te nemen. De VOORZITTER zegt, dat dit verzoek in overweging zal worden genomen. Zonder verdere bedenkingen wordt conform het prae-advies van Burgemeester en Wethouders besloten. 28. Tweede nota van aanmerkingen van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de ter goedkeuring ingezon den begrooting dezer gemeente voor het dienstjaar 1926. Bij deze nota is gevoegd een schrijven van Burgemeester en Wethouders, geleidende een ontwerp-antwoord op de door de Gedeputeerde Staten gemaakte aanmerkingen. Zonder eenige bedenking wordt dit ontwerp- antwoord goedgekeurd en vastgesteld. 29. Adres van C. J. van Lookeren Campagne en dr. J. van Lookeren Campagne, houdende be zwaar tegen een voorgenomen verbouwing van het pand Wilhelminastraat no. 30 en het daarin vestigen van een automobiel-garage, met voorstel van Burgemeester en Wet houders om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, aan gezien blijkens ingekomen bericht van den Adjunct-directeur van Openbare Werken de verbouwing van het pand niet zal plaats hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 143