23 APRIL 1926. 162 „In verband met een in de Commissie naar voren ge- brachten wensch, werd het gevoelen ingewonnen van den „HeerJ. J. Roelants Jr., Directeur der N.V. Noord-West Brabantsche Waterleiding Maatschappij. Deze werd bereid „gevonden advies uit te brengen over de noodzakelijkheid „van de door de Directie voorgestelde werken. „In het rapport van den Heer Roelants d.d. 24 Juni „1924 (twaalf folio-pagina's met bijlagen) werd de nood zakelijkheid betoogd van het bouwen van een nieuwe „grootere ontijzeringsinrichting, nieuwe grootere filters en „herstel en verbouwing van den reinwaterkelder en bestaan- „de filters tot één grooten reinwaterkelder. „Deze adviseur was het volkomen eens met onzen Direc teur, dat de bestaande inrichtingen geheel onvoldoende „waren Van de ontijzeringsinrichting schreef hij, dat deze „in een slechten staat" verkeert. Bovendien stelde de advi seur voor, een marmer-ontzuringsinrichting te bouwen, niet „door den Directeur der Bedrijven in overweging gegeven, „wijl naar zijn inzien te dien opzichte nog zeer weinig er varing is opgedaan en bovendien naar zijn meening het „agressieve koolzuur met behulp van eene goed geconstru eerde ontijzeringsinrichting wellicht voldoende verwijderd „zou kunnen worden. De werken door den Heer Roelants voorgesteld waren „begroot op f 105.000, „Omtrent het rapport van den Heer Roelants gaf onze „Directeur in een schrijven d.d. 28 Juli 1924 uitvoerig zijn „oordeeldaarbij bleek uit een overzicht, dat de omvang van „de door den adviseur voorgestelde uitbreidingen nagenoeg „overeenkwam met dien door onzen Directeur 15 Februari „1924 voorgesteld, slechts met dit verschil, dat (hoewel het „geheele plan door dezen voor 30 jaar was ontworpen) „aanvankelijk de uitbreiding voor 20 jaar gemaakt zou „worden om dan daarna bij behoefte het laatste deel van ,,het plan uit te voeren. „Kennisneming van de rapporten werd gevolgd door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 162