23 APRIL 1926
169
er op, dat, wat er ook gebeuren moge, verbetering en
reiniging der bestaande toevoerleiding moet plaats hebben.
Had men met den aanvang van deze werkzaamheden gewacht
tot het votum van den Raad over dit voorstel gevallen was,
dan zou men het werk met het oog op het seizoen te lang
hebben moeten verschuiven.
De heer HORNIX zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Dit voorstel tot herstel en uitbreiding van de werken
voor drinkwatervoorziening heeft een langen tijd van voor
bereiding gehad en de meest bevoegde deskundigen hebben
daaraan medegewerkt. Met alle vertrouwen aanvaard ik
dan ook de conclusie waartoe gekomen wordt, wat er ge
daan moet worden om onze gemeentelijke waterleiding zoo
volkomen mogelijk in orde te brengen.
Behalve een technische kant is er aan dit vraagstuk ook
een financieele kant en die weegt voor mij als raadslid het
zwaarst. Het betreft hier weer een kapitaalsuitgave van
f 450.000,en waar het tegenwoordig schering en inslag
is om in den Raad hooge bedragen te voteeren (om enkele
te noemen voor Belcrumpolder, abattoir, nieuwe bestratin
gen), daar dringt zich natuurlijk de vraag aan mij op is
deze kapitaalsuitgave absoluut noodig of kan het ook anders,
op minder kostbare wijze?
Gaarne geef ik toe, dat het een bijzondere geruststelling
is, dat dit kapitaal in een winstgevend bedrijf gestoken
wordt en de gemeente daar al spoedig financieele voordee-
len van zal genieten. Toch rijst bij mij de vraag is het
niet mogelijk dat de gemeente zonder een dergelijke hooge
uitgave eveneens gunstige financieele voordeelen zal ge
nieten en wel door samenwerking met de Noord-West,
Brabantsche Waterleiding Nu zeggen Burgemeester en
Wethouders wel in hun voorstel daaromtrent het volgende:
„In de vergadering van 25 Maart 1.1. werd de vraag, of