172 23 APRIL 1926
i
leidingsinrichtingen daarna heeft het Rijksbureau een rapport zij
ingediend, waaraan Spr. van deze plaats hulde brengt we- de
gens de ernstige bestudeering waarvan het doet blijken en M
de duidelijkheid, waarmede ook voor leeken de zaken zijn ge
naar voren gebracht. De adviezen gaan alle in gelijke
richting. De heer Roe la nts was het met onzen directeur
in hoofdzaak eens ook het Rijksbureau onderschrijft de zo
beschouwingen van de directie omtrent den tegenwoordigen de
toestand en wijst overeenkomstige maatregelen aan. Wij he
verkeeren niet in de positie, dat wij elders hulp moeten
zoeken en kunnen op gunstige wijze ons bedrijf herstellen
en uitbreiden, onze vrijheid volkomen behoudend. Spr. wijst ne
er in dit verband nog op, dat de directeur van de N. W. \A
Brabantsche Waterleiding, de heer R o e 1 a n t s, in zijn bi
advies met geen enkel woord gezinspeeld heeft op een
eventueele aansluiting bij zijn Maatschappij. Had deze het
een kwestie van belang voor zijn Maatschappij geacht en bc
was hij van meening geweest, dat aldus meer economisch sc
een na te streven resultaat was te bereiken en te preferee- is
ren geweest, dan was van hem ten deze initiatief uitgegaan ni
in den vorm van een voorstel, waartoe vooral ons verzoek
om advies zoo gemakkelijk had geleid. Een voorstel in dien oi
zin is ons nimmer geworden. Alle deskundigen, die in deze tc
gehoord zijn, zijn het dan ook eens met dit voorstel tot b<
herstel en uitbreiding van de watervoorzieningsinrichtingen.
Waar de zaak zoo staat, kan men veilig dienovereenkom
stig besluiten. tr
De heer HORNIX: Hoe denkt het Rijksbureau voor
Drinkwatervoorziening over samenwerking met de N. W.
Brabantsche Waterl. Mij. te
De VOORZITTER: Dat bureau blijkt niet de minste e'
aanleiding te hebben gevonden om in die richting te advi- o
seeren. g1
n
De heer HORNIX zegt daaromtrent anders ingelicht te w