23 APRIL 1926. 173 pport zijn. Spr. betreurt het, dat er geen contact is gezocht met t we- de N. W. Brabantsche Waterl. Mij.; aansluiting bij die en en Maatschappij zou wellicht voordeeliger voor de gemeente n zijn geweest zijn. lelijke ïcteur De VOORZITTER Als dat inderdaad zoo was, dan ft de zouden onze adviseurs, die de zaak in haar geheel onder digen de oogen hebben gehad, dit wel in overweging gegeven Wij hebben, oeten tellen De heer APPELBOOM wijst op het feit, dat een perti- wijst nente verklaring, dat aansluiting bij de N. W. Brabantsche W. Waterl. Mij. niet wenschelijk zou zijn, in de adviezen ont- zijn breekt, een e het De VOORZITTER Dit is toch zeer voor de hand ht en liggend. Allicht ontbreken nog andere denkbeelden, die misch sommigen zich als een oplossing zouden denken. De kwestie feree- is besproken met het Rijksbureau voor Drinkwatervoorzie- »gaan ning, onder wiens inspectie de N. W. Brabantsche Waterl. rzoek Mij. ressorteert. Het bureau heeft geen aanleiding gehad i dien om in die richting te adviseeren. Waarom zou men er ook deze toe overgaan? Men heeft een behoorlijk, levenskrachtig el tot bedrijf en kan dus baas blijven in eigen huis. ngen. jcom_ De heer HORNIX heeft den indruk gekregen, dat om trent die kwestie geen serieus onderzoek is ingesteld. voor De VOORZITTER: De zaak is, naar Spr. toch wel duidelijk uiteenzette, wél grondig onderzocht en wij raden ten sterkste af in die richting te gaan en wij adviseeren 9 overeenkomstig de rapporten te handelen. Er moet thans linste oen einde komen aan deze zaak. Van alle zijden bereiken advi- ons klachten over de slechte kwaliteit van het water. Bur gemeester en Wethouders achten zich bij langer uitstel niet verantwoord, niet alleen ten opzichte van het slechte ht te water, maar ook voor wat betreft de capiciteit, welke niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 173