176 23 APRIL 1926. Op zeer cardinale punten, èn rakende de kosten èn rakende de hoedanigheid van het water, was dus onze directeur het niet met den heer R o e 1 a n t s eens. Daarom was noodig het advies van het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening, waarmee reeds in 1924 besprekingen waren gevoerd en dat 30 Juni 1925 van Burgemeester en Wethouders een bepaal de opdracht ontving. Waarom er nu juist nog ruim 10 maanden moesten verloopen voordat die opdracht gegeven werd, ben ik niet in staat te verklaren. Uit mijn persoonlijke ervaring wensch ik evenwel mede te deelen, dat in dit tijdsbestek door mij verschillende, voor de hand liggende vragen werden gedaan naar aanleiding van de slecht gemotiveerde adviezen van den directeur onzer waterleiding en dat deze door Burgemeester en Wethouders of met groote vertraging, óf druppelsgewijze, óf ten halve zijn beantwoord. Dit heeft den Raad niet kunnen blijken, om de eenvoudige reden, dat de leden alleen hebben kunnen kennis nemen van het rapport van het Rijksbureau en het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik zal hierop thans niet verder ingaan, ten einde de aandacht van het voorstel zelf niet af te leiden. Vóór ik dit voorstel bespreek, wensch ik evenals aan den heer Roelants een woord van hulde te brengen aan het Rijksbureau voor Drinkwater voorziening voor zijn rapporten. De kwestie van vernieuwing en uitbreiding van het pompstation is daarin inderdaad zóó goed en veelzijdig bezien, dat het rapport veilig als een voorbeeld gesteld mag worden. Waar het rapport vrijwel parallel loopt met dat van den heer Roelants doet het mij genoegen, dat onze directeur zich thans wèl met de zienswijze van het Rijksbureau kan vereenigen. Dit rapport komt tot de conclusie, dat een vernieuwing en uitbreiding niet minder dan f 450.000 zullen kostendaarbij blijft de groote kans bestaan, gezien de opvatting van den directeur onzer waterleiding, dat deze eerlang wederom met zijn voor stel komt van een tweede persleiding ad f 100.000.zoodat dan de kosten 5V« ton gaan bedragen. Hoe dit evenwel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 176