23 APRIL 1926.
179
Uit een oogpunt van exploitatie voordeeliger is, óf het tekort
aan water te betrekken van de Noord-West-Brabantsche,
daarbij onze eigen waterleiding wel te verbeteren, maar
kostbare uitbreiding achterwege te laten.
Van deze drie mogelijkheden is nu de eerste, dank zij de
adviezen van den heer Roelants en van het Rijksbureau
uitvoerig bekeken.
Omtrent de beide andere mogelijkheden tasten wij echter
volkomen in het duister, niet wat betreft de hygiënische
zijde der zaak, maar wat betreft de economische.
Ik acht het daarom bepaald noodig, dat deze beide
mogelijkheden alsnog door Burgemeester en Wethouders
aan een onderzoek worden onderworpen en dit aan den
Raad wordt meegedeeld, vóór dat door deze eene beslissing
wordt genomen.
Tot directe uitvoering van dat gedeelte van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders, dat onafhankelijk is
van een der oplossingen, te weten het leggen eener wijdere
vulleiding naar den watertoren langs den Wilhelminasingel
en het reinigen der bestaande persleiding, te zamen geraamd
op f 35.000.'welke dienen om de capaciteit te vergrooten
en wat het meest urgent is, zou m.i. heden reeds besloten
kunnen worden.
Ik heb gemeend een en ander wat uitvoeriger in deze
vergadering te moeten uiteenzetten, aangezien de commissie
van bijstand niet in de gelegenheid is gesteld over het
voorstel een advies uit te brengen.
De heer SCHRAUWEN zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Naar aanleiding der nota van Burgemeester en Wethouders
in zake de Waterleiding wenschte ik graag het volgende
op te merken.
Volgens deze nota zou de Commissie der bedrijven de
oorzaak zijn, dat de tijd van September 1924 tot en met
Februari 1925 onbenut is gebleven door het indienen van