184 23 APRIL 1926.
mededeeling, dat het waterverbruik in 1924 15 grooter w
is geweest dan in 1923. n
15 Maart 1925 zond de Directeur wederom een rapport
in, waarin hij nogmaals de aandacht erop vestigde, dat de v
ontijzeringsinrichting, de filters, de reinwaterkelder nood- o
zakelijk hersteld en vergroot moesten worden en dat door ii
de groote toename van het waterverbruik nü óók de pomp- z<
installatie en de persleiding niet meer van voldoende capa- n
citeit zijn om een veilige watervoorziening te waarborgen.
De Directeur wijst er nadrukkelijk op, dat zoo niet voort
gegaan kan worden. e
Toen de Directie reeds in 1923 niettegenstaande de g
verbouwing van de gasfabriek nog in vollen gang was n
de werken, die aan de waterleiding direct en in de naaste o
toekomst noodig zouden zijn, in studie nam en daarna tijdig d
in Februari 1924 voorstellen deed, was het hare bedoeling h
de werken, zelf tot stand te doen brengen, wat alleen mo- h
gelijk zou zijn, wanneer de uitvoering over langeren tijd d
4 jaar) verdeeld werd. g
Daar nu van Februari 1924 tot Maart 1925 geen enkel
besluit betreffende de voorgestelde waterleidingswerken ge- d
nomen werd en de vele rapporten, uiteenzettingen en be- o
sprekingen niet tot het uitvoeren van eenige verbetering w
hadden geleid, gaf de Directeur ten slotte ten einde raad, het n
College in overweging de bestudeering van de noodzake- z
lijke werken op te dragen aan het meest competente lichaam, a
t. w het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening te 's-Gra- e
venhage, bij welks adviezen men zich pleegt neer te leggen. u
Als men in het kort de zaak nagaat, kan men in de ge-
geven opsomming de oorzaak van het niet spoediger afdoen
dezer inderdaad dringende voorziening gemakkelijk ontdekken. a
Mijnheer de Voorzitter, ik heb gemeend een meer uitge
breide uiteenzetting te moeten geven dan in de nota van
Burgemeester en Wethouders voorkomt, omdat hierin de h
wordingsgeschiedenis veel te beknopt is weergegeven, a