186
23 APRIL 1926.
De heer HORNIX ziet niet in, dat, waar de zaak maan
den en maanden lang getraineerd heeft, nu opeens een
beslissing zou moeten worden genomen Spr. stelt er prijs
op, de zaak nog eens goed onder de oogen te zien en inlich
tingen omtrent samenwerking met de Noord-West-Brabant-
sche-Waterleiding Maatschappij te ontvangen.
De VOORZITTER: Als nu toch alle deskundigen het
eens zijn omtrent de voorgestelde oplossing, dan is dat toch
overbodig
De heer APPELBOOM De heer R o el a n t s heeft een
vaste opdracht gehad, n.l. om alleen over de door de Wa
terleidingsdirectie ingediende voorstellen te adviseeren.
De VOORZITTER Men mag van den heer R o e 1 a n t s
wel veronderstellen, dat, als hij samenwerking met de
N. W, Brabantsche Waterleidingmaatschappij beter had
geacht, hij daartoe wel geadviseerd zou hebben en zeker
daarop als op een betere oplossing zou hebben gewezen.
Men kan van Burgemeester en Wethouders toch niet vergen,
dat zij monnikenwerk gaan doen, als alle adviseurs dezen
weg aangeven en Burgemeester en Wethouders de bezwaren
tegen mogelijke aansluiting bij zoodanige Maatschappij een
afdoende beletsel oordeelden.
De heer KORTEWEG merkt op, dat aansluiting bij de
N. W. Brabantsche Waterleiding Mij. de gemeente zeker
niet voordeeliger zou uitkomen.
De heer APPELBOOM Als U gegevens daarvan over
legt, zijn we tevreden.
De heer KORTEWEG staaft zijn bewering met cijfers.
Ons waterleidingbedrijf kan het water goedkooper oppom
pen dan de N. W. Brabantsche Waterleiding Mij. In den
zomer heeft men 400 M3 water per uur noodig. Spr. be
twijfelt, of genoemde Maatschappij dat zal kunnen.