188
23 APRIL 1926.
De heer APPELBOOM stelt prijs op overlegging van
de correspondentie, gevoerd met de N. W. Brabantsche
Waterleiding Mij.
De VOORZITTERHet heeft na de zooeven door
den Raad gedane uitspraak weinig zin allerlei voorbereidende
correspondentie en informatie den Raad over te leggen. De
Raad zal toch bij deze zaak niet kunnen klagen over gebrek
aan inlichting.
De heer APPELBOOM persisteert bij zijn verzoek. De
Raad is volgens Spr. thans eenzijdig voorgelicht.
De VOORZITTER komt daartegen op. De Raad heeft
op ons voorstel en advies van de Directie het Rijksbureau
opgedragen te rapporteeren. Dit is thans geschied. Het is
onbegrijpelijk hoe men nu van „eenzijdige voorlichting"
zou kunnen gewagen En als de heer Z ij 1 m a n s iets durft
te beweren omtrent onwil van Burgemeester en Wethouders
om inlichtingen te willen geven, dan wil Spr. weieens de
vraag stellen, of er wel ooit een raadslid zoo volledig en
zoo dikwijls, zelfs tot vervelens toe, is ingelicht geworden
als de heer Z ij 1 m a n s in dit geval.
De heer ZIJLMANS verklaart van zijn beweringen geen
woord terug te nemen. Hij heeft slechts druppelsgewijze
inlichtingen bekomen. Spr. dringt er nogmaals op aan, de
voorwaarden over te leggen, waaronder de N.-W. Bra
bantsche bereid is water te leveren.
De VOORZITTERDat is absoluut overbodig. Wij
hebben goede adviseurs gehad.
De heer SPEYART VAN WOERDEN stelt er ten
zeerste prijs op hier te verklaren, dat de wijze waarop de
Raad in deze is voorgelicht inderdaad voortreffelijk is ge
weest, zoowel van de zijde van Burgemeester en Wethou-