23 APRIL 1926. 189 ders als van die van het Rijksbureau voor Drinkwatervoor ziening. Spr. heeft zich er over verbaasd, dat men een dergelijke materie voor leeken zoo begrijpelijk heeft kunnen maken. Alleen zou Spr. willen vragen, waarom Burgemeester en Wethouders meenen reeds thans te moeten aanvragen een crediet van f 290.000.—, waarin dus de kosten voor proeven met een ontzuringsinrichting begrepen zijn. Verdient het geen aanbeveling daarmede nog te wachten en het aangevraagde crediet terug te brengen tot een bedrag, dat f 70.000.— lager is? Zoo verheugd Spr. zich eenerzijds heeft over de voor lichting, zoo gegriefd gevoelt hij zich door het feit, dat het College vooruit heeft geloopen op het votum van den Raad en alvast is begonnen met het doen leggen van de nieuwe buisleiding in den Wilhelminasingel De uiteenzetting door den Voorzitter daaromtrent gegeven heeft hem niet kunnen bevredigen. Het heeft hem pijnlijk getroffen dat Burgemeester en Wethouders in deze niet de noodige deferentie voor 's Raads beslissing hebben gehad. De Voorzitter heeft wel gezegd dat die werkzaamheden spoed vereischten met het oog op het seizoen, doch Spr. kan niet aannemen dat met eenigen goeden wil niet een spoedeischende vergadering had kunnen worden belegd. De VOORZITTER heeft reeds uiteengezet, waarom al met de werkzaamheden aan den Wilhelminasingel begonnen is. Het gaat daarbij om een credietaanvraag van f 35.000.- voor het leggen en schoonmaken van buizen, hetgeen in elk geval toch gebeuren moest. Men kan niet zeggen, dat hierdoor vooruitgeloopen is op de hoofdzaak, door den Raad te beslissen. Als er een spoedeischende vergadering gehou den was, dan zou natuurlijk de geheele waterleidingsge schiedenis ter sprake gekomen zijn en daarvoor was het juiste moment nog niet gekomenhet rapport was toen namelijk nog te kort in handen van de Raadsleden om het behoorlijk bestudeerd te kunnen hebben dientengevolge zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 189