222
17 MEI 1926.
De heer MOLL zegt, er in tegenstelling met den heer
Pel ster, van overtuigd te zijn, dat de stank, door de
andere sloot verspreidt, nooit zoo erg kan zijn als van de
te dempen sloot, omdat eerstbedoelde in verbinding staat
met de poldervaart. Uitvoering van de voorgestelde werken
zal een zegen voor het Sint Ignatius-ziekenhuis zijn.
De heer SPEYART VAN WOERDEN constateert, dat
er een merkwaardige tegenspraak is tusschen de woorden
van de Wethouders Pelster en Korteweg. De heer
P e 1 s t e r zegt, dat de opgehoogde terreinen niet onmid
dellijk productief zullen zijn, terwijl de heer Korteweg
beweert, dat men door die ophooging bouwterrein verkrijgt.
Spr. vraagt den heer Korteweg, hoe dit laatste is te
verdedigen, daar het volgens het voorstel slechts in de
bedoeling ligt, de terreinen watervrij te maken. Voorts
vraagt Spr., waarom ook het driehoekvormige terrein, dat
verderop gelegen is, in het plan is opgenomen, daar dit
toch geen bouwterrein zal kunnen worden.
De heer KORTEWEG geeft eenige technische inlichtin
gen omtrent de demping van de sloot. Vervolgens zegt Spr.
dat de gronden tengevolge van de ophooging zeer in waarde
zullen stijgen, zoodat de daarmee gemoeide kosten er ruim
schoots uit zullen komen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN gelooft, dat de
heer Korteweg zich vergist. Spr. betwijfelt ten zeerste,
of het zooeven door hem aangeduide driehoekig terrein
wel ooit bouwterrein zal kunnen worden.
De heer KORTEWEG zegt, dat het reeds een uitge
maakte zaak is, dat er langs het ziekenhuis een weg zal
komen. Men zal dan de daaraan liggende gronden kunnen
verkoopen, terwijl daar nu slechts poelen liggen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN Ik bedoel een