17 MEI 1926.
225
„verkregen te worden door een verkiezing op den grondslag
„van evenredige vertegenwoordiging, noodigt Burgemeester
„en Wethouders uit, daartoe strekkende voorstellen in te
„dienen en gaat over tot de orde van den dag".
„Naar onze meening is evenredige vertegenwoordiging van
„het scheidsgerecht van weinig practisch belang, omdat het
„slechts hoogst zelden (tot heden nog geen enkele keer) be-
„hoeft op te treden.
„Ook het aantal leden, n.l. twee, dat door de werklieden
„wordt aangewezen, is zóó klein dat het zich niet leent voor
„toepassing van het stelsel der evenredige vertegenwoordiging,
„zoodat men in de practijk ongetwijfeld bij de toepassing op
„moeilijkheden zou stuiten.
„Op grond daarvan meenen wij U de aanneming van
„genoemde motie zeer te moeten ontraden"
De heer MEIJVIS had zich het prae-advies over zijn
motie anders voorgesteld. De argumenten, welke Burge
meester en Wethouders aanvoeren, zijn van nul en geener
waarde. Het eerste argument, dat evenredige vertegenwoor
diging van het scheidsgerecht van weinig practisch belang
zou zijn, omdat het nog geen enkelen keer heeft behoeven
'op te treden, houdt geen steek, want het is slechts toeval,
dat dit nog niet is gebeurddaaruit kan volstrekt niet
blijken, dat het overbodig zou zijn.
Het tweede argument van Burgemeester en Wethouders,
dat het aantal leden van het scheidsgerecht, hetwelk door
de werklieden wordt aangewezen, zóó klein is, dat het zich
niet leent voor toepassing van het stelsel van evenredige
vertegenwoordiging, is evenmin steekhoudend. Daarin toch
wordt de toestand niet eerlijk weergegeven. Burgemeester
en Wethouders hadden n 1. ook moeten mededeelen, dat er
ook nog 2 plaatsvervangende leden zijn, tot dezelfde politieke
richting behoorende als de beide leden, zoodat er dus
eigenlijk vier vertegenwoordigers van een zelfde arbeiders
organisatie in het scheidsgerecht zitting hebben. Spr. deelt