226 17 MEI 1926. voorts mede, dat er tweemaal een verkiezing voor het scheidsgerecht heeft plaats gehad. Den eersten keer was het verschil in uitgebrachte stemmen op de candidaten van beide organisaties al zeer gering, n.l, 2 de tweede maal was het iets meer3. Uit een en ander blijkt, dat het alleszins billijk zou zijn, de samenstelling van het scheids gerecht te verkrijgen door een verkiezing op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging. Spr. is er vast van over tuigd, dat, als de verkiezing indertijd in tegenovergestelden zin was uitgevallen, men aan de overzijde van de groene tafel geen genoegen zou hebben genomen met de huidige wijze van samenstelling. Spr. hoopt, dat daarvoor alsnog het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zal worden ingevoerd. De VOORZITTER vraagt, of de motie van den heer M e ij v i s voldoende ondersteund wordt. Dit niet het geval zijnde, kan zij geen onder werp van behandeling uitmaken. De VOORZITTER wil alleen nog opmerken, dat de heer M e ij v i s niet bedoeld zal hebben, dat de toestand door Burgemeester en Wethouders niet eerlijk is weerge geven, maar niet heerlijk. 14. Vragen van het raadslid J. M. M e ij v i s, in zake de inrichting van sportterreinen, luidende als volgt 1. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel, dat in de gemeente Breda op dit oogenblik het gebrek aan sportterreinen in den meest primitieven vorm zich sterk doet gevoelen 2. Zouden Burgemeester en Wethouders bereid zijn ten spoedigste eenige terreinen voorloopig voor sportdoeleinden te doen inrichten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 226