17 MEI 1926. 227 3. Willen Burgemeester en Wethouders mededeelen in welk stadium de uitvoering van het geprojecteerde sport terrein in den Belcrumpolder zich bevindt? 4. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel, dat door inrichting van sportterreinen niet alleen de belan gen van het sportlievend publiek worden gediend, doch daardoor ook de werkloosheid kan worden bestreden Bij deze vragen is gevoegd het navolgend antwoord van Burgemeester en Wethouders „Naar aanleiding van de hierbijgevoegde vragen, door Uw „medelid, den heer M e ij v i s, tot ons college gericht, heb- „ben wij de eer daarop het volgende te antwoorden. „Vraag 1. Deze vraag kan bevestigend worden beant- „woord. „Vraag 2. Het zal den steller dezer vraag niet onbekend „zijn, dat binnen het grondgebied der gemeente niet de be schikking kan verkregen worden over terreinen, welke voor „het beoogde doel geschikt zijn te maken, zoodat deze vraag „ontkennend moet worden beantwoord. „Vraag 3. De inrichting van een speelterrein van be scheiden afmeting in den Belcrumpolder houdt verband met „het geleidelijk in exploitatie brengen van de aldaar gelegen „bouwterreinen, „Vraag 4. Naar onze meening is de bestrijding der werk loosheid slechts in uiterst geringe mate bij de inrichting van „een sportterrein betrokken". De heer MEIj'VIS is door deze antwoorden niet bevredigd. Zijn vragen zijn blijkbaar op dezelfde wijze gesaboteerd als in den laatsten tijd de rondvraag. De VOORZITTER protesteert tegen die voorstelling van zaken. De heer MEIJVIS wijst op het groote aantal sport-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 227