234 17 MEI 1926. De heer VAN WERKHOOVENAls het niet bepaald noodig is, den factor nu vast te stellen, kan men de zaak beter uitstellen. De VOORZITTER zegt, dat men met de vaststelling van den factor niet langer moet wachten. De heer SCHRAUWEN merkt op, dat de heer Ko r te- we g in zijn nota niet aangeeft, hoe hij tot dat getal van 1400 aangeslagenen komt. Spr. vreest, dat het aantal derge nen, die meer belang zullen hebben bij electriciteitsprijsver- laging zeer luttel zal zijn. De heer ELICH memoreert, hetgeen hij bij de behandeling van de begrooting voor 1926 over vermindering van den electriciteitsprijs gezegd heeft en wat de Voorzitter daarop heeft geantwoord, n.l. dat de zaak tegelijkertijd met de vast stelling van den vermenigvuldigingsfactor in behandeling zou komen. Spr. heeft echter tot dusver geen inlichtingen daar omtrent bekomen hij zou ze alsnog gaarne ontvangen. De VOORZITTER deelt mede, dat verlaging van den electriciteitsprijs door het College tegelijkertijd met de kwestie van factor-verlaging is overwogen. Er is toen besloten het voorstel aldus in te dienen en het nog eenigen tijd aan te zien, of de toestand het toelaat ook nog den electriciteits prijs te verlagen. De heer ELICH dient de volgende motie in „De Raad, gehoord de besprekingen in zake den prijs „voor licht- en klein krachtverbruik, verzoekt Burgemeester „en Wethouders spoedig den Raad een voorstel te doen tot „verlaging van den electriciteitsprijs voor winkel- en étalage- „verlichting en gaat over tot de orde van den dag. De VOORZITTER zegt, dat het College die motie, uit- noodigend tot een onderzoek, kan overnemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 234