17 MEI 1926. 237 factoren zijn daarbij in het spel, zooals in de nota van Bur gemeester en Wethouders vermeld staat. Spr. schat het tekort 1925 op 65 a 75 duizend gulden. Nu zou de heer Appelboom dit bedrag over drie dienstjaren willen ver- deelen, doch dit is een kwestie, welke het volgend jaar nog onder de oogen kan worden gezien. Spr. geeft toe, dat, als men alleen naar het loopend dienstjaar kijkt, men den factor gerust op 0.8 kan stellen, maar als men zijn blik eenigszins verder richt, zal men tot de conclusie moeten komen, dat men beter doet met hem op 0.85 te bepalen. De heer Appelbo o m vindt voorts de berekening van Burgemees ter en Wethouders te pessimistisch, omdat het bedrag aan kwade posten hooger is geraamd dan door den Inspecteur der directe belastingen en geen rekening is gehouden met toename van het belastbaar inkomen in 1927/1928. Spr. ziet daarin geen pessimisme, maar alleen voorzichtigheid. Een dienstjaar kan altijd nog tegenvallen; men ziet het aan 1925; niemand had verwacht, dat er over dat jaar een zóó groot tekort zou zijn, maar aan de N. V. Volkshuisvesting moet nu ineens over vier jaren bijgedragen worden in het exploi tatie-tekort. Dergelijke dingen kunnen zich altijd voordoen. Spr. is er daarom niet voor om den factor nu maar lager te zetten en alles zoo gunstig mogelijk voor te stellengroote meevallers zijn er gewoonlijk niet, tegenvallers des te meer. Spr. meent dan ook, dat het aanbeveling verdient den factor voor 1926/1927 voorzichtigheidshalve te bepalen op 0.85 in de nota van Burgemeester en Wethouders staat wel, dat in dat geval ook aangenomen mag worden, dat de factor voor 1927/1928 niet hooger zal behoeven te zijn, maar dat sluit niet uit, dat deze ook lager zou kunnen zijn. Wat het betoog van den heer Speyart van Woerden betreft, zegt Spr., dat het vrijwel ondoenlijk is diens becijfe ring terstond na te gaan. Spr. kan echter wel direct zeggen, dat de heer Speyart zich vergist, als hij beweert, dat voor 1926/1927 zelfs een factor van 0.7 voldoende zou zijn. Spr. heeft daaromtrent zelf een berekening gemaakt, waarvan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 237