17 MEI 1926.
239
De VOORZITTER is van oordeel, dat het voorstel-
Korteweg eenige nadere bestudeering vereischt. De bedoeling
van den heer Korteweg is deze, dat de vermenigvuldigings
factor op 0.9 gehandhaafd blijft en de electriciteitsprijs wordt
verlaagd van 35 op 30 cent per K.W.U.
De heer MOLL gelooft, dat het de bedoeling van den
heer Korteweg is, de kleine luiden te helpen. Spr. toont
evenwel aan, dat deze met den door den heer Korte we g
voorgestelden maatregel niet gebaat zullen zijn.
De heer COHEN sluit zich aan bij het betoog van den
heer P e 1 s t e r. Men werpt Spr. en zijn fractie-genooten
dikwijls voor de voeten, dat zij te veel geld vragen voor
sociale doeleinden nu vreest hij dat, als de factor op 0.8
wordt gesteld, zij dan telkens te hooren zullen krijgen, dat
daarvoor geen gelden over zijn. Spr. vraagt, of, als nu de
factor op 0.85 wordt bepaald, het dan misschien nog moge
lijk is over te gaan tot verlaging van de electriciteitsprijzen
in het algemeen.
De heer APPELBOOM deelt de meening van den heer
Moll, dat de kleine luiden niet met het voorstel-Korteweg
gebaat zullen zijn. Dit zal zeer zeker het geval zijn, als
vermindering van den electriciteitsprijs niet gepaard zou gaan
met verlaging van den gasprijs. Spr. huldigt dan ook de
meening, dat, als men in die richting iets wil doen, dan alle
verlichtingstarieven verlaagd moeten worden. Vervolgens
zegt Spr,, dat zijn berekening door den heer P e 1 s t e r niet
is aangevochten er is n. 1. door hem aangetoond, dat de
vermenigvuldigingsfactor op 0.8 kan worden vastgesteld,
zonder dat nog het nadeelig slot van den dienst 1925 ver
deeld behoeft te worden over verschillende dienstjaren. Het
argument, dat bij den heer P e 1 s t e r het zwaarst weegt,
is dit, dat men speling moet hebben voor eventueele tegen
vallers. Maar, als die zeer bijzondere tegenvallers komen, dan
kan men immers nog overgaan tot verdeeling van het na-