242 17 MEI 1926. De heer APPELBOOM heeft zich op het standpunt ge steld, dat men de begrootingen moet nemen, zooals zij daar liggen. En met die begrootingen voor oogen, vindt Spr. het onjuist, zoowel van den heer H o r n i x als van den heer Cohen, om er andere aangelegenheden in te betrekken zulks komt alleen bij de behandeling van de begrooting te pas. Spr. hoopt, dat men niet zal veronderstellen, dat achter zijn voor stel eenig bijoogmerk schuilt. De heer PELSTER wenscht, naar aanleiding van het betoog van den heer Speyart van W o e r d e n, nog op te merken, dat, als men alles maar zoo gunstig mogelijk neemt, men misschien voor 1926/1927 wel tot den factor 0,7 kan komen, maar hij blijft er bij, dat, wanneer men de zaken goed beschouwt, het bepalen van den factor voor 19261/927 op 0,7 of 0,75 volstrekt onverdedigbaar is. De heer Speyart noemt Spr. te pessimistischdit is niet juistmen zou beter kunnen zeggen, dat de heeren Appel boom en Speyart van W o e r d e n meer optimistisch zijn dan Spr. Hij is echter nóch pessimistisch, nóch optimis tisch, maar voorzichtig. Er kunnen zich altijd gebeurtenissen voordoen, waardoor onzen verwachtingen de bodem wordt ingeslagen. Bovendien houdt Spr. er niet van om, als de factor eenmaal lager is, hem wederom te verhoogen. De heer KORTEWEG stelt voor, den factor 0,9 voor het belastingjaar 1926/1927 te handhaven en den electrici- teitsprijs van 35 op 30 ct. per K.W.U. te brengen. De VOORZITTER vraagt, of het voorstel van den heer Korteweg voldoende wordt ondersteund. Dit niet het geval zijnde, kan het geen punt van behandeling uitmaken. Het voorstel van den heer Appelboom, om den vermenigvuldigingsfactor voor het dienst jaar 1926/1927 vast testellen op 0,8, wordt alsnu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 242