258
25 JUNI 1926.
Secretarisde heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en zegt, dat
de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van
23 April, 17 en 21 Mei j.l. overeenkomstig het bepaalde in
art. 8 van het reglement van orde voor den Gemeenteraad,
ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien
in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden
alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen
daartegen in het midden heeft te brengen, allereerst wat
betreft de notulen van 23 April j.l.
De heer PELSTER verzoekt op blz. 156, eerste regel
van boven, tusschen de woorden „bestaat reden" in te voe
gen het woord „geen".
Met inachtneming van deze wijziging worden
voormelde notulen goedgekeurd en vastgesteld.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde de
vaststelling van de notulen van 17 en 21 Mei j.l.
Deze notulen worden onveranderd goedge-
gekeurd en vastgesteld.
Daarop stelt de VOORZITTER aan de orde
1. Besluiten van de Gedeputeerde Staten van Noord
brabant als
a. de dato 2 Juni 1926, G. no. 151, houdende goedkeu
ring van het raadsbesluit van 21 Mei j.l., tot het instellen
eener rechtsvordering tegen een drietal nalatige huurders
van gemeente-woningen
b. de dato 2 Juni 1926, G. no. 221, houdende goedkeu
ring van het raadsbesluit van 17 Mei j.l., tot wijziging van
de gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1926.
2. Besluit van de Gedeputeerde Staten van Noord
brabant d.d. 19 Mei 1926, G. no. 292a, Illeafd., houdende