5 FEBRUARI 1926. „De Minister van Onderwijs, Kunsten en „Wetenschappen heeft rijkssubsidie toegezegd, „wanneer overeenkomstig art. 25 der Nijverheids- .onderwijswet de oprichting en instandhouding „wordt noodig geacht. „Wij stellen U voor daartoe te besluiten met „verwijzing naar den deze school betreffende, „reeds eenige jaren door Uwen Raad op de „gemeente-begrooting uitgetrokken subsidiepost. „In afwijking van het bepaalde bij genoemd „artikel verleent het Rijk op grond van art. 11 der „wet van 28 Juli 1924 (Stbl. Nr. 367) voor 1926 „niet de volle subsidie van 70% der netto-kosten „ad f 26245, zijnde f 18371,50, doch slechts „f 10500,-. „In verband daarmede meenen wij. dat ook de gemeente niet tot verleening van het wettelijk „subsidie zijnde 30 der netto-kosten ad f 7873,50 gehouden is. „Op voetspoor van het Rijk wil het ons voor komen, dat voor 1926 met een evenredig deel ,,n 1. 3/7 van f 10500,f 4500.kan worden „volstaan. Dit laatste bedrag is ook op de „gemeentebegrooting voor dit jaar uitgetrokken. „Resumeerende hebben wij de eer U voor te „stellen ,te verklaren, dat de oprichting en instandhouding ,van de R.K. Huishoud- en Industrieschool wordt noodig geacht aan die school voor 1926 toe te kennen een sub sidie van ten hoogste 3/7 van het van Rijkswege te geven subsidie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 26