282
25 JUNI 1926
De VOORZITTER meent, dat men als gemeente niet
moet handelen als de heer P e 1 s t e r aangeeft. Juist de
gemeente moec, al geldt het hier een zaak van privaat
rechtelijken aard, zich hoeden voor verkeerde gevolg
trekkingen.
De heer ZIJLMANS zegt, dat ieder goed buur zal han
delen zooals de Voorzitter heeft uiteengezet.
De heer PELSTER is geenszins overtuigd. Indien wij als
buur het verzoek van den heer B e ij e r behooren in te
willigen, behoort hij als buur hetzelfde te doen ten opzichte
van ons verzoek.
Wil nochtans de Raad zoo goedgunstig zijn, den heer
B e ij e r nu dadelijk de vergunning voor de lichtramen te
geven, dan kan toch het bepleisteren der gevels met cement
nog uitgesteld worden door het daarvoor gevraagde crediet
van f 700,^- niet toe te staan. Wellicht komt de heer
B e ij e r dan nog tot inkeer.
De VOORZITTER blijft van meening, dat men hier de
lichtramenkwestie moet wegdenken.
De heer APPELBOOM vraagt, of het de bedoeling is,
de gang met een hek af te sluiten.
De VOORZITTER zegt, dat dit aanvankelijk wel in de
bedoeling lag. Meer en meer beginnen Burgemeester en
Wethouders echter er voor te gevoelen den toegang langs
deze zijde open te laten.
De heer PELSTER vraagt daarop stemming over elk
der punten 15 en 29.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
vermeld onder punt 15 der agenda, wordt daarop
in stemming gebracht en aangenomen met 17
tegen 3 stemmen.