25 JUNI 1926.
287
De heer SPEYART VAN WOERDEN zou eerst de
overeenkomst met de Nederlandsche Spoorwegen willen
afwachten.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders van oordeel zijn, dat de zaak kan worden afgedaan.
Wat de spoorwegaansluiting betreft, zijn de noodige bere
keningen reeds gemaakt en bestaat er gegrond vooruitzicht,
dat de overeenkomst zal tot stand komen. Wanneer de
verkoop van den grond zal vaststaan, welke een opper
vlakte van 3 H.A. omvat, zal ook de overeenkomst met de
Spoorwegen kunnen worden afgewerkt Deze zaak is zeer
serieus met de directie besproken en reeds in een zoodanig
stadium getreden, dat de totstandkoming der overeenkomst
zoo goed als verzekerd is. De Tuinbouwvereeniging dringt
bovendien op spoed aan.
De heer SPEYART VAN WOERDEN zou twee mo
gelijkheden willen stellen. Als straks de overeenkomst met
de Spoorwegen tot stand komt, is er geen bezwaar om met
de Tuinbouwvereeniging een nieuw contract aan te gaan
betreffende de kosten der spoorwegaansluiting. Maar het is
gevaarlijk, om dit thans als voorwaarde in de koopover
eenkomst vast te leggen Komt de overeenkomst met de
Spoorwegen niet tot stand, dan zal de Tuinbouwvereeniging
ontbinding van het koopcontract en schadevergoeding kun
nen eischen.
De VOORZITTER wijst er op, dat het voor de Tuin
bouwvereeniging voor de uitoefening van haar bedrijf van
belang is, dat de spoorwegverbinding tot stand komt. Er
zou, als men wellicht geheel den wensch der Tuinbouwver
eeniging wilde volgen, een ontbindende voorwaarde aan
de koopovereenkomst moeten worden toegevoegd.
De heer VAN WERKHOOVEN voelt veel voor het
eerste voorstel van den heer Speyartvan Woerden