294 25 JUNI 1926. „Vraag 3. Hieromtrent zij opgemerkt, dat eigenlijke werk verschaffing van gemeentewege in de laatste maanden niet „plaats had de werkverruiming, bestaande in het verrichten „van werkzaamheden bij eenige gemeentediensten, is op 7 „Juni j.l. stopgezet, omdat bij deze diensten geene bijzondere „werkzaamheden meer te verrichten waren. „Vraag 4. De werkloosheid in deze gemeente, voor zoover „deze is na te gaan uit de gegevens, berustende bij de „Arbeidsbeurs, geeft een normaal beeld en wijkt niet af van „het vorig jaar. In de week van 1 —6 Maart bedroeg het „aantal werkzoekenden 196, en in de week van 1520 „Maart 159. Op 10 April was dit getal opgeloopen tot 178 „en in de week van 1722 Mei tot 210. Op 12 Juni bedroeg „het getal werkzoekenden 151 en op 19 Juni 147. „In onderzoek is of en in hoeverre eventueel maatregelen „noodig zijn". De heer MEIJVIS deelt mede, dat hij belangstellend was naar de motieven van Burgemeester en Wethouders om het advies der commissie naast zich neer te leggen. Door dit besluit worden ook bona-fide werklieden naar de particuliere liefdadigheid verwezen. Spr. verzoekt alsnog op het advies van voormelde commissie in te gaan, want hij betreurt het, dat de werkverschaffing is stopgezet. De heer MOLL betreurt met den heer M e ij v i s de stopzetting der werkverschaffing. De werkloosheid is echter teruggeloopen en is volgens Spr. thans normaal te noemen. De werkloosheid liep over 18 personen, vanaf 1922, onder te brengen in een steunregeling o. d. Van die 18 zijn er thans 9 geplaatst. Binnen de stad is moeilijk werk te vinden. Daarom werden er tijdelijk bij gemeentediensten werkloozen te werk gesteld. Burgemeester en Wethouders hebben thans overleg gepleegd met het Staatsboschbeheer om aldaar werkloozen geplaatst te krijgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 294