28 JUNI 1926. 303
met de andere krachten tot heilzame oplossingen voor onze
stedelijke samenleving te geraken, oplossingen waarbij den
Raad der gemeente een actieve, belangrijke rol is toebedeeld.
De wandschildering is een beeld voor alle tijden, is een
sluitstuk voor de reeks van historische herinneringen, die de
kunstenaar op de ramen heeft weergegeven, herinneringen
aan grootsche feiten en perioden, aan den vóór meer dan
vijf eeuwen gelegden hechten band tusschen de stad en de
voorzaten van Hare Majesteit de Koningin, aan bezoeken
van Philips den Schoone en Karei V, aan den Spaanschen
strijd. Gij vindt er het Kasteel van Breda, den toren van de
Groote Kerk in aanbouw na overbrenging van het H. Sa
crament van de Nieuwervaart. Uwe gedachten worden terug
gevoerd naar de meer dan eens belegerde stad, naar het
wereldfeit van den Bredaschen vrede. Hulde den verwerker
van deze rijke gegevens evenals den bouwmeester, die een
zaal wist te scheppen, zoodanige verrijking bij uitstek waardig.
Mijne Heeren. De omgeving, waarin Raad en ambte
naren hun taak verrichten, heeft aan beteekenis en doel
treffendheid gewonnen Toch zal zij haar voornaamste waarde
ontleenen aan hetgeen daarin door ons geschiedt. Daaraan
worde door ons de allergrootste zorg besteed, gesteund door
Gods zegen, die rijkelijk op onzen arbeid moge rusten. Die
arbeid zal licht en hij zal verheugend zijn, als hij staat in
het teeken van Vondels kort gedicht, waarvan de aanhef
zooeven ter sprake kwam en waarmede ik moge eindigen
„De heilige Eendracht is het zout,
Dat Huis en Stad in wezen houdt.
Zij stelt d'oneffenheên gelijk
En baart een Goddelijk muzijk,
Hetwelk den geest en 't lijf verheugt.
Een wijze kent en eert haar deugd."
De, heer CERUTTI, als oudste raadslid hierop het woord
gevraagd en verkregen hebbende, zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Uwe welsprekende en zoo van geest tintelende rede vingt