1 y ■i l£J* I A 28 JUNI 1926. 3Ó5 lang gekoesterde wensch het bezit van een waardigen zetel voor het Gemeentebestuur. Laat ons hopen, dat U als hoofd dezer Gemeente, nog vele jaren met voldoening zult mogen terugzien op dit werk dat onder Uw beleid is tot stand gekomen. De Raad waardeert evenals U, ten zeerste de aanwezig heid van den Heer Commissaris der Koningin en van de Heeren leden van het College van Gedeputeerde Staten. Mag ik U, Mijnheer de Voorzitter, de raadsleden en verdere belangstellenden beleefd uitnoodigen om, na sluiting van deze openbare vergadering zich naar beneden te willen begeven om tegenwoordig te zijn bij de onthulling van den aldaar aangebrachten gedenksteen. Sta mij toe, Mijnheer de Voorzitter, dat ik eenigszins buiten de orde ga. Ik heb de eer gehad aan Mevrouw Van Sonsbeeck, bij hare verschijning ten Stadhuize, namens de leden van den Raad een ruiker rozen in de stadskleuren aan te bieden. Mevrouw en Mijnheer Van Sonsbeeck Gelieft die kleine attentie te willen beschouwen als een hartelijken geluk- wensch van de leden van den Raad met de onlangs plaats gehad hebbende gelukkige geboorte van Uw derde kind. Moge Uw kleine Thérèse voorspoedig opgroeien en moge zij als „die Dritte im Bunde" -er toe bijdragen, dat het zonnetje kan het zijn nog vriendelijker, nog warmer zal gaan schijnen in den huize Van Sonsbeeck. Het zij zoo De VOORZITTER uit den heer Cerutti zijn erkentelijk heid voor diens treffende woorden en sluit alsnu de ver gadering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 305