340 30 JULI 1926. ,,Raad voor te stellen de vergoeding aan de bijzondere „scholen over 1924 vast te stellen tot de bedragen, zooals „die voor iedere school op bijgaanden staat in de desbe- „betreffende kolom zijn aangegeven". De heer VAN WERKHOOVEN heeft de bij dit voor stel overgelegde verzamelstaten, waarop de uitgaven, over het tijdvak 1924/1926 door de verschillende schoolbesturen gedaan, zijn vermeld, met belangstelling nagezien. Het is hem opgevallen, dat enkele schoolbesturen behalve de uit gaven, vermeld onder letters e. en f, op eigen gezag daar aan nog een post g. „Diversen" hebben toegevoegd. Ook trof het hem, dat elke specificatie ontbreekt. Spr. vraagt, of de opvatting juist is, dat de cijfers onder deletters a. tot en met genoemd samen een geheel vormen zoo niet, dan had hij gaarne eenige toelichting gehad. Vervolgens wijst Spr. op enkele z. i. enorm hooge bedragen en zegt, dat de onderlinge verhouding der cijfers hem ten zeerste heeft ge frappeerd. Toelichting van een en ander lijkt hem dan ook zeer gewenscht. De VOORZITTER zegt, dat de toelichtingen uit de overgelegde staten hierbij niet van direct belang zijn. Het gaat slechts over de vaststelling der vergoeding over 1924. Er is uitgerekend wat een leerling van het openbaar lager onderwijs de gemeente over dat jaar heeft gekost en nu krijgt iedere bijzondere school zooveel maal dat bedrag uitbetaald als zij leerlingen telt. De beoordeeling van de cijfers, waarop de heer Van Werkhooven de aandacht heeft gevestigd, komt eerst later aan de orde, n. 1. bij de driejaarlijksche afrekening. Wat de driejaarlijksche afrekening over de jaren 1922, 1923 en 1924 betreft, daaromtrent zijn de noodige gegevens tot Burgemeester en Wethouders ge komenzij hebben tot vele opmerkingen aanleiding gegeven. De Raad behoeft zich echter op het oogenblik met die cijfers nog niet te vermoeien. Overigens vindt Spr. het prae-aavies vrij duidelijk gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 340