30 JULI 1926.
341
De heer VAN WERKHOOVEN verklaart te weten, dat
het College de cijfers der driejaarlijksche afrekening met
lofwaardigen ijver onder de oogen ziet. Spr. zou nog willen
vragen, of die zaak binnenkort bij den Raad aan de orde
zal komen.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
Zonder verdere opmerkingen wordt alsnu
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders besloten.
33. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast
stelling van het voorschot op de gemeentelijke vergoeding
ex art. 101 der L. O. wet 1920 aan de bijzondere school
besturen over het jaar 1926, luidende als volgt:
„Van de besturen der bijzondere scholen zijn evenals
„vorige jaren wederom verzoekschriften ingekomen om uit-
„keering ingevolge art. 103 der L. O. Wet 1920, van een
„voorschot op de gemeentelijke vergoeding bedoeld in art.
„101 dier wet over 1926.
„Dit voorschot wordt berekend naar hetgeen volgens de
„laatst gesloten (d i. vastgestelde) rekening, in casu de re
kening 1924, voorde overeenkomstige openbare scholen is
„uitgegeven.
„Uit ons voorstel ter zake van de vaststelling der ver
goeding aan de besturen der bijzondere scholen ex art.
„101 over 1924 blijkt, dat de kosten per leerling der open-
„bare G. L. O. Scholen in dat jaar hebben bedragen f 10.10
„en der openbare U. L. O. School f 22,
„Het te verleenen voorschot op de vergoeding mag ten
„hoogste bedragen 80°/0.
„Om te voorkomen, dat de definitieve vergoeding over
„1926 minder zal bedragen dan het verleende voorschot,
„geven wij in overweging het voorschot vast te stellen op
„70°/0, alzoo afgerond f 7per leerling voor de G L. O.
„Scholen en op f 15.50 per leerling voor de U. L. O. Scholen,