30 JULI 1926
361
gevraagde bebouwing volstrekt niet ongunstiger wordt dan
bij andere bebouwingen op en nabij den hoek van twee
straten.
En is nu het bezwaar inderdaad zoo ernstig
Alleen vanuit het Noordwesten zal de belendende woning
aan de Gasstraat wat minder lichtschepping verkrijgen, niet
uit andere richtingen.
Het wil mij voorkomen, dat het bezwaar kan worden
ondervangen door aan den aanvrager de verplichting op te
leggen om den achtergevel zijner nieuwe woning te witten.
Dat de achterkamer van den aanvrager zelf in ongunstiger
conditie zou komen is niet juist, want het raam komt na
de verbouwing aan een open plaatsje, terwijl het nu uitziet
in een overdekte bergplaats. De toestand wordt dus integen
deel beter.
Aangezien bij uitvoering van het plan de woning van den
aanvrager aanzienlijk zal worden verbeterd en bovendien
een nieuwe goede woning beschikbaar komt, meen ik te
mogen voorstellen, de gevraagde ontheffing wèl te ver-
leenen.
De heer HORNIX sluit zich aan bij het betoog van den
heer Z ij 1 m a n s. Spr. heeft zich ter plaatse op de hoogte
gesteld en is tot de conclusie gekomen, dat de toestand
tengevolge van de verbouwing inderdaad verbeteren zal.
De Raad mag z. i. in zoo'n geval de gevraagde ontheffing
niet weigeren. De bewering, dat door deze ver- en bebou
wing de toevoer van licht en lucht zou worden geschaad,
noemt Spr. onjuist.
Ook de heer VAN WERKHOOVEN kan zich volko
men met de zienswijze van den heer Z ij 1 m a n s vereeni
gen. Spr. heeft vernomen, dat, als de gevraagde ontheffing
wordt verleend, de aanvrager bereid is om den achtergevel
van zijn nieuwe woning te witten.
De heer VAN GROENENDAEL is het ook met den