30 JULI 1926. 363 staande bergplaatsen op het perceel aan de Jan van Pola- nenkade, kadastraal bekend Sectie A. no. 6198. Bij dit adres zijn gevoegd de adviezen van de Gezond heidscommissie en den Adjunct-Directeur van Openbare Werken, alsmede een voorstel van Burgemeester en Wet houders om op dit adres afwijzend te beschikken. De heer VAN GROENENDAEL kan zich ook met dit prae-advies niet vereenigen hij zou de gevraagde onthef fing wél willen verleenen. Spr. motiveert zijn ten deze ingenomen standpunt. De heer ZIJLMANS wijst er op, dat de aanvraagster volgens de bepalingen der Bouwverordening in ieder geval ter plaatse een muur kan bouwen van 2,50 M. hoogte. Nu is de muur, op de teekening aangegeven, 3 M. hoog, ter wijl de bergplaats een afgeschuind dak zal krijgen gevaar, dat het belendend perceel ernstig geschaad zal wordendoor mindere toetreding van licht en lucht, acht Spr. derhalve niet aanwezig. Hij is van meening, dat er termen bestaan om deze belangrijke industrie ter wille te zijn. De heer PELSTER kan niet begrijpen, dat iemand iets tegen dit prae-advies heeft aan te voeren. De hoogte der ontworpen bergplaats is n.l. meer dan 4 M en zij zou komen te staan op het achterste gedeelte van het perceel. Volgens de Bouwverordening mag echter een zoodanig gebouw binnen 6 M van de achtergrens van het perceel niet hoo- ger worden opgetrokken dan 4 M. En dit is een bepaling, waarvan absoluut geen ontheffing kan worden toegestaan. De heer ZIJLMANSWaarom is der Directie dan niet eerder een wenk in die richting gegeven Nu zijn er, sedert de aanvraag is gedaan, maanden verloopen. De VOORZITTER zegt, dat de heer Z ij 1 m a n s het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 363