30 JULI 1926. 367 Den heer COHEN bevreemdt het eenigszins, dat wordt voorgesteld, on- en minvermogenden in de z.g. trouwkamer te laten trouwen. Immers, het moet pijnlijk aandoen, dat men niet in de voor het sluiten van huwelijken bestemde zaal mag trouwen, omdat men zulks niet kan betalen. Spr. acht het daarom beter de verschillende bedragen afhankelijk te stellen van het uur, waarop men wenscht te trouwen, en niet van de localiteit. De VOORZITTER zegt, dat de redelijkheid van den wensch van den heer Cohen hem ontsnapt. De trouw kamer is hetgeen de naam reeds aanduidt ook bestemd voor hetzelfde doel. De heer COHEN Vindt U het nu zóó erg, als er minder gesitueerden in de trouwzaal zouden trouwen De VOORZITTER: De trouwkamer is toch ook voor hetzelfde doel bestemd. De heer COHEN zegt, dat het bij de verbouwing van het Stadhuis wel degelijk de bedoeling is geweest, de groote benedenzaal voor het voltrekken van huwelijken te bestemmen. De VOORZITTERU neemt de zaak verkeerd op. De door U bedoelde zaal heeft niet een bijzonder cachet als trouwzaal gekregen zij wordt ook als receptie- en verga derzaal gebruikt. Misschien wordt daarin zelfs meer ver gaderd dan getrouwd. De heer CERUTTI wil er den heer Cohen, die de trouwkamer een cachet van minderwaardigheid geeft, op wijzen, dat velen van die kamer gebruik zullen maken om op die wijze te demonstreeren tegen het burgerlijk huwelijk. Dientengevolge zullen er ook zeer gegoede lieden komen. De VOORZITTER merkt nog op, dat, als men de trouwzaal der laagste klasse bijzonder aantrekkelijk maakt, er geen animo zal zijn om in de hoogere klassen te trouwen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 367