380
30 JULI 1926.
„onder de medici hier ter stede zeer gegriefd over de be
handeling der beide collega's. Het gevaar dreigt, dat geen
„enkele geneesheer in deze stad klaar zal staan om de door
„Burgemeester en Wethouders aan te wijzen functies te
„aanvaarden, hetgeen dan tot ernstige bezwaren in de uit
voering der reorganisatieplannen zou kunnen leiden".
Mijnheer de Voorzitter, hier wordt door dien „medicus"
een dreigement gebruikt. Ik zou toch willen opmerken, dat
van de doctoren verwacht mag worden, dat zij met het
Gemeentebestuur zullen medewerken. Zij zijn toch in de
allereerste plaats de menschen, die er mede voor hebben te
zorgen, dat er een goede openbare gezondheidsdienst komt.
Het Gemeentebestuur zal hun diensten verzoeken, niet
opdragen. Maar dan, Mijnheer de Voorzitter, verwacht ik
ook, dat ook de geneesheeren zich niet buiten de plichten
der gemeenschap zullen stellen. In elk geval hoop ik, dat
Burgemeester en Wethouders genoeg ruggegraat zullen
blijken te bezitten om allen tegenstand te weerstaan.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb nog één opmerkingde
Raad moet voorloopig de uitvoering der voorstellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Ge
neeskundige Commissie leggen. De Raad kan zelf voor het
overige weinig anders doen dan critisch op die uitvoering
toezien Het spreekt vanzelf, dat wij, indien noodig, ons dat
recht van critiek moeten voorbehouden.
De heer SCHRAUWEN deelt mede, dat hetgeen laatst
in geheime vergadering met betrekking tot de reorganisatie
van den geneeskundigen dienst is besproken, den daarop-
volgenden dag reeds aan de doctoren bekend was. Spr.
geeft daarover zijn afkeuring te kennen.
De heer LOOMANS wil er den heer Appelboom
op wijzen, dat het reorganisatieplan voor den geneeskun
digen dienst is ontworpen door een commissie, waarin drie
doctoren en een apotheker zitting hadden. De functie van