'430
15 SEPTEMBER 1926.
„hebben, hebben wij de eer U voor te stellen, op het adres
„afwijzend te beschikken".
De heer VAN WERKHOOVEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Dat dit prae-advies een teleurstelling voor mij was, valt
licht te begrijpen. Het is me een bewijs, dat Burgemeester
en Wethouders in geen geval wenschen te voldoen aan
dezen wensch van een groot deel der burgerij. Anders toch
zou er rekening mede zijn gehouden, dat er, bij de behan
deling der begrooting, met 9 tegen 8 stemmen een voorstel
van ons medelid, den heer Haaiman is aangenomen om
een memoriepost voor dit doel uit te trekken.
Burgemeester en Wethouders, steunende op een toevallige
meerderheid in den Raad voelen zich echter krachtig genoeg
om afwijzend te adviseeren.
Dat zij zich krachtig voelden, bleek al in een der jongste
raadszittingen toen, op een vraag van een der leden, wan
neer het prae-advies op dit verzoek om bewaarscholen
kwam, door den Voorzitter werd geantwoord „Met deze
samenstelling van den Raad zal het verzoek toch wel wor
den afgewezen, dus doen wij, met uitstel, de voorstellers
eigenlijk een genoegen."
Gezien deze situatie is het dus onbegonnen werk om
nogmaals met tal van argumenten te trachten aan te toonen,
dat het een plicht van het Gemeentebestuur is om aan
dezen wensch der bevolking te voldoen. Dat is, door meer
dere leden met mij bij de begrooting al geschied.
Wel is er tusschen toen en nu het een en ander veranderd.
Het voornaamste argument voor de afwijzing was toen
het geringe aantal, n. 1. 62 handteekeningen voor plm. 100
kinderen, terwijl er nu 190 handteekeningen zijn voor een
totaal aantal van 328 kinderen. (Dat er in de stukken met
potlood het getal 170 is aangebracht, zal wel op een ver
gissing berusten). Veel meer dus dan noodig is om een
geheele school te bevolken. DIT argument vervalt dus.