432
15 SEPTEMBER 1926.
zijn om aan de subsidieering dier school van gemeentewege
mede te werken. Hij heeft trouwens reeds bij de behande
ling van de gemeente-begrooting 1926 daarop gewezen.
De heer MOLL merkt op, dat het aantal kinderen, wier
ouders openbaar voorbereidend lager onderwijs wenschen,
veel te groot is om één school te bevolken. Wat zou men
trouwens aan één, ja zelfs aan twee openbare bewaarscho
len hebben? Men kan zulke kleine kinderen niet alleen
naar school laten gaan en gelegenheid om hen te brengen
en te halen bestaat er in die huisgezinnen niet. Derhalve
zou men in de verschillende wijken van de stad openbare
bewaarscholen moeten gaan oprichten. Ten slotte protes
teert Spr. tegen de bewering van den heer Van Werk-
h o o v e n, dat het pleit al vooraf op hoog bevel beslecht
zou zijn; Spr. zit hier om zijn eigen meening te verkondigen.
De heer SCHLAGHECKE zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter,
Wanneer ik mijn stem zal uitbrengen voor het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders, dan doe ik dit geleid
door dezelfde overwegingen als in de zitting van 29 Juli
van het vorig jaar.
Wat betreft het verwijt van partijdigheid, door de heeren
van de overzijde ook nu weer, evenals de vorige maal,
aangevoerd dit wijs ik af, daar het absoluut allen grond
mist. Alleen in verband met de groote financieele offers,
welke noodig zullen zijn, kan ik met hun voorstel niet
meegaan.
In verband met het voorgaande, zij men toch voorzich
tig, zoo gauw van partijdigheid te spreken. Wanneer wij
slechts ettelijke jaren teruggaan, tot aan de gelijkstelling
van het bijzonder met het openbaar onderwijs, dan zien wij
een periode van tientallen jaren achter ons liggen, dat er
werkelijk reden was om van partijdigheid te spreken. Toen
is er voor het bijzonder onderwijs gestreden, doch zijn er