434
15 SEPTEMBER 1926.
De heer BOGMANS protesteert tegen de aantijging.dat
hij van hoogerhand tegen het instellen van openbaar be
waarschool-onderwijs zou moeten stemmen. Spr. noemt dit
een lage verdachtmaking er bestaat voor geen enkel lid
van den Raad een hooger bevel, waarnaar hij zich heeft te
richten. Hij heeft in de tien jaren van zijn raadslidmaatschap
nimmer een zoodanig bevel ontvangen. Spr. vindt in deze
verdachtmaking een reden te meer om de voorstanders van
openbaar bewaarschool-onderwijs in hun streven niet te
steunen.
De heer COHEN vraagt, naar aanleiding van het betoog
van den heer Moll, of deze voor het instellen van open
baar bewaarschool-onderwijs zou zijn, als er genoeg hand
teekeningen waren om vier scholen te kunnen bevolken.
Aan het gesprokene door den heer K o r t e w e g zal Spr.
niet veel woorden verspillende door dien Wethouder
genoemde cijfers zijn hoogst aanvechtbaar.
De VOORZITTER wijst, in verband met de beteekenis
van het heden te nemen besluit, op het feit, dat deze aan
gelegenheid hier in één jaar tijds reeds voor de derde maal
ter tafel komt. Er zit climax in de behandeling van deze
zaak; op 29 Juli 1925 waren er n 1, 16 leden aanwezig, op
30 December d. a. v. 17 leden en heden 18 leden; men
zoude aldus voortgaande nog ongeveer anderhalf jaar moeten
wachten om haar in een voltallige vergadering te behandelen.
Het is intusschen gewenscht thans een beslissing te nemen,
waarop niet zoo spoedig wederom een nieuwe behandeling
volgt. Wat nu de zaak zelve betrefthet College van Bur
gemeester en Wethouders is zooals trouwens al meermalen
is gezegd in principe niet gekant tegen openbaar be
waarschool-onderwijs. Het heeft zich echter altijd beroepen
op de geringe animo, welke daarvoor onder de burgerij
bestaat. De heer Neve heeft indertijd gezegd: „Als gij
100 handteekeningen niet voldoende acht, dan kunnen wij