440 15 SEPTEMBER 1926. 14. Vragen van het raadslid J. M. M e ij v i s, in zake het voorkomen van typhusgevallen in deze gemeente, lui dende als volgt 1. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat onder de burgerij het gerucht gaat, dat een aantal gevallen van typhus is geconstateerd, waarvan sommige gevallen reeds tot afzondering van de patiënten hebben geleid? 2. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid ten spoedigste de burgerij volledig omtrent den omvang en de juiste betee- kenis van dit gerucht publiekelijk in te lichten, alsmede de vermoedelijke oorzaken te doen opsporen en, indien die vermoedelijke oorzaak gezocht moet worden in de samen stelling en den verkoop van bepaalde consumptie-artikelen, tegen den verderen verkoop de noodige verbodsbepalingen te geven 3. Achten Burgemeester en Wethouders het niet ge- wenscht om, indien het gerucht juist is, ten spoedigste de noodige voorschriften, b. v. omtrent het gebruik van melk en water, te geven, waardoor de voortgang der typhus- verschijnselen zoo veel mogelijk kan worden gestuit De VOORZITTER zegt, dat de zaak aldus staat. In het begin van de maand Augustus deed zich in deze gemeente een enkel, schijnbaar op zich zelf staand geval van typhus voor. Einde Augustus en begin September was het aantal gevallen opgeloopen tot 16. In Ginneken deed zich tot dus ver geen enkel geval voor, in Teteringen 3 en in Princen- hage 6in totaal in Breda en omgeving dus 25 gevallen. Er kan derhalve nog geen sprake zijn van een epidemie, maar men moet zorgen, dat het geen epidemie wordt, zoo als in 1922 toen er een 60 gevallen waren. Hier past een woord van hulde aan de Gezondheidscommissie, die zich direct beijverd heeft de noodige maatregelen te nemen en voorstellen te doen, o a. betreffende het doen van bekend makingen aan het publiek Zij is daarvoor niet wakker ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 440