15 SEPTEMBER 1926. 459 te beteekenen had, uitnoodigend daarover eens te komen spreken. Een gevolg daarvan is geweest de conferentie van 11 Augustus 11. met den voorzitter van het Kringbestuur. Toen eerst is gebleken, wat de eigenlijke reden van deze actie was de individueele belangen van twee doctoren, dus een storm in een glas water. Volgens mededeeling van den president zouden de vermeende toezeggingen bestaan hebben in mondelinge mededeelingen. Dezerzijds is toen te kennen gegeven, dat men geneigd was de zaak met de beide be trokken geneesheeren te bespreken. Die conferentie is buiten de schuld van het Gemeentebestuur niet doorgegaan Wel is 28 Augustus en volgende dagen een correspondentie gevoerd met den heer B ei n te ma als Kringbestuurder, welke aan den Raad is overgelegdblijkens dezerzijdsch schrijven van 28 Augustus was deze correspondentie voor afgegaan door een onderhoud van Spr. met den heer B e i n t e m a. De geheele speech van den heer Appelboom kan hiertoe worden gereduceerd, dat twee geneesheeren, die tot vóór korten tijd een bijbetrekking voor de gemeente hadden, het veïmoeden koesterden, dat zij in den gereorganiseerden Geneeskundigen Dienst zouden worden opgenomen, hetgeen evenwel niet is geschied. Verleden jaar heeft geen benoeming plaats gehad, omdat de werkkring van eventueel vrijelijk te benoemen functionarissen nog niet vaststond. Later is gebleken, dat de aanstelling van twee geneesheeren in bijbetrekking absoluut onnoodig zal zijn. En zouden nu Burgemeester en Wethouders, tegen beter weter in, toch maar een voorstel tot aanstelling moeten doen Bovendien zou de eventueele keuze van den Raad zich niet tot deze twee personen behoeven te beperken. Er is tegen de beide heeren niet onbillijk opgetreden Zij kunnen ten onrechte ontevreden zijn, dat zij niet op een salaris van f 1500,— bij den Gemeentelijken Genees kundigen Dienst aangesteld worden, maar die onjuiste ontevre denheid verplicht het Gemeentebestuur niet tot aanstelling-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 459