5 FEBRUARI 1926. 45 den dienst van Openbare Werken gedaan zullen kunnen worden. Spr. deelt die vrees volstrekt niet. Hetgeen her stelling eener topeca-bestrating voor een stad als Breda zoo bezwaarlijk zou doen zijn, geldt niet voor herstellingen eener bestrating met asphalt-blocs. Wat nu aangaat het voornemen van B. en W. om ook te doen inschrijven voor een topeca-bestrating, verwacht Spr. niet, dat het resultaat van deze inschrijving zoodanig zal zijn, dat van een bestrating met asphalt-blocs afgezien en tot een topeca-bestrating overgegaan zal worden. Toch kan het zijn nut hebben, ook gelegenheid te geven tot inschrijving voor een topeca-bestrating, en het verbindt ons tot niets. De heer B o g m a n s mag het niet voorstellen, alsof B. en W. hem in den waan hebben gebracht, dat volgens het nieuwe plan de Nijverheidssingel en de Fellenoordstraat geheel met keien bestraat zouden worden. Dit hebben B en W. niet gedaan, maar wel hebben zij er op gewezen, dat volgens het nieuwe plan van den Nijverheidssingel en de Fellenoordstraat 550 M~ meer met keien bestraat kunnen worden dan volgens het oude plan. De heer KORTEWEG zegt, dat B. en W. de bestrating van de Fellenoordstraat en den Nijverheidssingel al lang hebben gewild. Daarom hebben zij voorgesteld, de kleine keien, die in de Willemstraat liggen naar die wegen over te brengen. En waarom zou men nu de Willemstraat en het Stationsplein niet meteen van een moderne bestrating voorzien De tegenwoordige bestrating daar ter plaatse deugt niet meer voor het zware verkeer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 45