15 SEPTEMBER 1926. 463 evenwel in het bekende „groene boekje" lezen, dat de be noeming van een gemeente-geneesheer door den Raad ge- geschiédter kan dus geen toezegging van dien aard door mij of mijn voorganger zijn gedaan Ook heeft de heer Appelboom nog gevraagd, waarom er dan tweemaal f 1500 op de begrooting van den Geneeskundigen Dienst is uitgetrokken. Ik kan daarop antwoorden, dat die bedragen niet zijn uitgetrokken voor de heeren Beintema en Hofman, maar als wedden van twee gemeente- geneesheeren. De heer Appelboom heeft verder nog gezegd, dat het geen geldkwestie ismaar dan begrijp ik niet, dat de heer Beintema particulier bij mij op mijn kantoor is komen vragen om voor de betrekking van gemeente-geneesheer in aanmerking te mogen komen. Dit feit bewijst tevens, dat hij niet op een benoeming als zoo danig rekende. De heer APPELBOOM vindt het niet fair van Wet houder Moll om dit hier maar zoo in het openbaar mede te deelen. De heer MOLL U dwingt mij daartoe De heer SCHRAUWEN heeft met groote ingenomen heid den heer Appelboom zich zien ontpoppen als een sterk voorstander van het hooren eener organisatie. Spr. hoopt, dat de heer Appelboom in die lijn zal blijven voortgaan, ook als het het hooren van de organisaties der minder gesitueerde klassen betreft. Vervolgens betuigt Spr. zijn erkentelijkheid aan Burge meester en Wethouders voor de wijze, waarop zij hun beleid hebben verdedigd. De heer APPELBOOM zal niet ingaan op de insinuaties, welke hem van enkele zijden zijn toegevoegd, doch alleen op het feit zelf. De Voorzitter heeft het doen voorkomen alsof Spr. de pleitbezorger der doctoren is. Dit is volstrekt niet het geval, Er heeft bij hem van den beginne af aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 463