474
28 OCTOBER 1926.
TH. P. ELICH, P. HAALMAN en Mr. E. L. M. H.
BARON SPEYART VAN WOERDEN.
Afwezig: de heeren Jhr. Mr. L. f. M. VAN SASSE
VAN YSSELT en A. W. ZIJLMANS.
Voorzitter: de heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONS-
BEECK, Burgemeester.
Secretaris: de heer A. VAN SON, loco-Secretaris.
De VOORZITTER opent de vergadering en houdt de
volgende rede
Dinsdag j.l. heb ik met velen Uwer gestaan aan het graf
van Pieter Martinus K u s e 1 b o s, in leven Opperbrand-
meester van de Vrijwillige Bredasche Brandweer, en ik heb
daar een afscheidsgroet gebracht namens Uw Raad, namens
Breda, dat in breede scharen van zijn deelnemende belang
stelling deed blijken.
Onze klokken hebben den man uitgeluid, die vrijgevig in
toewijding en voor zich onbaatzuchtig, steeds beschikbaar
voor redding van anderen en zelf van redding verstoken,
levend voor de brandweer en gestorven in de brandweer,
inderdaad een ledige plaats achterlaat.
Een ledige plaats in den voorzittersstoel van het brand
weercollege. een ledige plaats in onze commissie, die zich
het lot van den arbeidszoekende en werklooze aantrekt, een
ledige plaats in de vereeniging, die den naam van ons
Vorstenhuis draagt, een ledige plaats de Voorzitter der
Koninklijke Nederlandsche Brandweervereeniging zeide
het even droevig als nadrukkelijk en anderen onderstreepten
het overal, ook buiten de landsgrens, waar de belangen
van de brandweer waren te verzorgen, doch bovenal een
ledige plaats in den hartelijken omgang, waarin hij zich,
wij ons verheugden in Breda, Breda, dat hem ik zeide
het reeds aan de groeve den door hem meest gewaar-
deerden titel van „Bredanaar" schonk.