5 FEBRUARI 1926.
47
op B. en W. toch niet zóó groot is gebleken, dat zij direct
voor zijn oordeel zijn gezwicht
De heer VAN HATTEM merkt op, dat er beweerd
wordt, dat de kleine keien in de Willemstraat niet deugen
voor zwaar verkeer, maar, zouden zij dan wèl geschikt zijn
voor den Nijverheidssingel en de Fellenoordstraat Spr.
betwijfelt dit sterk. Wat het entrée van de stad betreft,
dit is behoorlijk. Spr. ziet dan ook de noodzakelijkheid van
een directe verbetering van de bestrating van Stationsplein
en Willemstraat niet in. Er zijn dan nog wel andere wegen
in de gemeente, die een behoorlijke bestrating noodig hebben.
De Nijverheidssingel en de Fellenoordstraat eischen reeds
zoo lang voorziening. Het ware dan ook heel wat beter
geweest, wanneer B en. W eerder met voorstellen tot
verharding van die wegen gekomen waren. Die zaak moet
nu maar eens afgehandeld worden.
De VOORZITTER wijst er den heer Van Hattem
op, dat de Raad indertijd zelf heeft besloten, de uitkomende
keien van de Willemstraat en het Stationsplein te gebruiken
voor verharding van den Nijverheidssingel en de Fellenoord
straat. Dat dit nog niet heeft plaats gehad, is alleen te
wijten aan de tramkwestie.
De heer SPEYART VAN WOERDEN gelooft, dat de
heer Pel ster zelf de meest afdoende bestrijding heeft
gegeven van topeca-bestrating. Spr. begrijpt dan ook niet,
dat het College toch de gelegenheid tot inschrijving daar
voor wil openstellen hij is van meening, dat men bij in
schrijving toch eenige vooruitzichten moet hebben op succes.
Iedere bestrating brengt reparaties met zich mede; bij ver-