b. dat op de overblijvende open ruimte niets worde gebouwd of opgericht 28 OCTOBER 1926. 481 hangende. Particulieren kan het groot nadeel berokkenen, als er zoo lang getraineerd wordt. Spr. dringt in dit verband aan op het houden van meer raadsvergaderingen er is n.l. in de laatste zes weken geen bijeenkomst van den Raad gehouden en spreekt de hoop uit, dat in het vervolg met zijn opmerking rekening zal worden gehouden. De VOORZITTER zegt, dat het laatstnoodige advies eerst op 11 October 1.1. is ingekomen. Men moet in aan merking nemen, dat een aanvraag om ontheffing van art. 15 der Bouwverordening eerst om advies moet worden ge zonden naar de Gezondheidscommissie en daarna aan den Adjunct-Directeur van Openbare Werken Burgemeester en Wethouders hebben dus de spoedige afwikkeling van de zaak niet geheel in de hand. Bovendien kan men voor een dergelijk stuk geen aparte raadsvergadering bijeenroepen. De heer SPEYART VAN WOERDEN: Er zijn toch ten deze onderhandelingen gaande met Gedeputeerde Staten De VOORZITTER antwoordt, dat indertijd door den Raad het besluit is genomen om de bevoegdheid tot het verleenen van ontheffing van art. 15 te delegeeren aan Burgemeester en Wethouders. Daarop is echter door Ge deputeerde Staten aanmerking gemaakt. De zaak is thans nog in overwegingmogelijk kan er een weg gevonden worden waarbij aan de bezwaren van Gedeputeerde Staten wordt tegemoet gekomen. Zonder verdere opmerkingen wordt alsnu besloten, adressant de gevraagde ontheffing te verleenen onder de volgende voorwaarden a. dat geen verandering worde gebracht in de grenzen van het perceel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 481