28 OCTOBER 1926. 489 „Z ij 1 m a n s. Indien hij aan dezen toen de vraag had „gesteldWie betaalt de kosten der herstelling van de „vernielingen zou hij ongetwijfeld dadelijk ten antwoord „hebben gekregen Natuurlijk de aannemer. „Het is echter den schrijver van het bedoelde hoofdartikel „blijkbaar niet om de waarheid te doen. Immers, ofschoon „de Burgemeester aan zijn hierboven vermelde mededeeling „in de raadsvergadering van 15 September toevoegde, te „verwachten, dat de redactie van de Bredasche Courant de „tegenspraak op dezelfde zeer in het oog loopende plaats, „waar de bewering stond, in haar courant zou opnemen, is „zulks niet geschied. Wel werd op 17 September in die „courant onder „Stadsnieuws" bericht, dat „het stuk „gereden plaveisel door den aannemer van het „werk hersteld is, weshalve de gemeente hierdoor „geen schade lijdt", en aldus aan de lezers van die courant „de indruk gegeven, dat het aan den aannemer was te „danken, dat de gemeente er zonder schade afkwam, maar „toen naar aanleiding van dit bericht in een ingezonden „stuk in die courant de dato 18 September werd gecon stateerd, dat dan toch gemeentewerklieden van „Breda het stuk gereden pad hadden opgeknapt, plaatste „de redactie onder dit ingezonden stuk niet het minste „naschrift en onthield aan zijn lezers wederom de kennis „van de volle waarheid. „De tweede vraag luidt: „Hoe staan Burgemeester en „Wethouders tegenover den verderen inhoud van het artike^ „waarin onder meer beweerd wordt, dat aan de leiding en „werkverdeeling van de Gemeentewerken zeer veel hapert?" „Het bedoelde artikel begint aldus: „Als er over Ge meentewerken van Breda één geest is waardig geworden, „dan is dit zeker de geest van een minder goed beleid. Dit „moge op zich zelf eenigszins scherp gezegd zijn te scherp „is het o. i. niet. En trouwens het is niet onze bedoeling, er „iemand persoonlijk mee te kwetsen Aan de geheele orga nisatie van Gemeentewerken, aan de geheele leiding en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 489