28 OCTOBER 1926. 491 „het afgesloten gedeelte onvoldoende was en voor de vei- „ligheid niet behoorlijk was gezorgd. „Ook dit is bezijden de waarheid. Het afgesloten terrein „is steeds verlicht en bewaakt geworden. Indien eenmaal „verzuimd is een lichtje te hangen aan de afsluiting, dan „bracht dit de veiligheid volstrekt niet in gevaar, daar de „straatverlichting ter plaatse zeer voldoende was. „Uit het bovenstaande blijkt, dat het zeer ongunstige „oordeel in de Bredasche Courant over Gemeentewerken, „dat aanleiding gaf tot de vragen van den heer Cerutti, „op geen enkelen deugdelijken grond berust Het artikel „vertoont „een droevig beeld van wanorde" in den ge- „dachtengang bij het critiseeren van Bredasche gemeente- „lijke zaken, en het doet overtuigend blijken, dat .een geest „van minder goed beleid" de pen van den schrijver bestuurt." De heer CERUTTI stelt voorop, dat hij „Openbare Werken" een van de meest gewichtige takken van dienst der gemeente acht. Spr. heeft gemeend deze vragen te moeten stellen, omdat, indien het bewuste courantenartikel waarheid bevatte, er dan hoog noodig verbeteringen zouden moeten worden aangebracht, maar, als den inhoud onjuist zou zijn, het dan hoog noodig was, dat hij die vragen stelde, om het Gemeentebestuur gelegenheid te geven de op den dienst van Openbare Werken geworpen blaam uit te wis- schen Spr. heeft thans van Burgemeester en Wethouders vernomen, dat bedoeld artikel eiken deugdelijken grond mist en derhalve niets dan onwaarheid bevat. Hij dankt Burge meester en Wethouders ten zeerste voor hun uitvoerig antwoord. Het schrijven van Burgemeester en Wethou ders wordt daarop voor kennisgeving aangenomen. 29. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot op heffing van de zekerheidsstelling, groot f 3000,.van wijlen den Rentmeester bij het Burgerlijk Armbestuur, A. P. de Groot.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 491