29 NOVEMBER 1926
521
dat dit verzoek wel voor inwilliging vatbaar is, omdat het
gevraagde bedrag zoo gering is. De kwestie is deze, dat
aan dit verzoek een reëele ondergrond ten eenenmale
ontbreekt.
De heer BOGMANS heeft het verzoek van Vermeeren
niet gesteund omdat het daarbij gevraagde bedrag zoo ge
ring is, maar opdat deze tenminste een deel krijge van het
geen hem toekomt.
Ook de heer COHEN is nog steeds dezelfde meening
toegedaan als de vorige maal, toen deze zaak hier ter sprake
is geweest. Spr. stelt zich niet op het standpunt van het
verleenen eener gratificatie, doch wenscht aan Vermeeren
een schadevergoeding te zien toegekend van f 100,
De heer HAALMAN kan niet anders zeggen dan dat
het hem geweldig spijt, dat na verloop van twee jaren, het
aan dezen man begane onrecht nog niet is goedgemaakt.
Het onderhavige verzoek is veel te bescheiden Vermee
ren vraagt daarin veel minder dan hem rechtens toekomt.
Ware hem n.l. recht wedervaren, dan was hij nu in het
genot geweest van een levenslang pensioen. Spr. gaat daarop
eenigszins uitvoerig de voorgeschiedenis van dit verzoek na
en zegt van oordeel te zijn, dat de vroeger door den Raad
genomen beslissing, in zake het niet-uitkeeren van 30 weken
ziekengeld, niet alleen aanvechtbaar, maar zelfs onjuist is.
Vermeeren is dan ook zeer onrechtvaardig behandeld, te
meer als men daarbij in aanmerking neemt de behandeling,
welke andere, tengevolge van den ombouw van de Gasfa
briek ontslagen werklieden, is ten deel gevallen zij zijn
nog zelfs een paar jaren in dienst van de gemeente geweest,
omdat men meende met een wachtgeld niet te kunnen vol
staan, terwijl deze man, die niet eens overbodig was
hij is wegens ziekte ontslagen niets heeft gehad. Spr.
schaart zich in deze aan de zijde van de heeren B o g m a n s
en Cohen.